De eerste 100 dagen van Liesje Schreinemacher: heeft de minister last van een blinde vlek?
De wittebroodsweken zijn voorbij, de eerste honderd dagen van het ministerschap van Liesje Schreinemacher zitten erop. En al moet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking haar nieuwe beleidsnota nog presenteren, toch ontstaat er al een eerste indruk van hoe zij haar rol in het vierde kabinet-Rutte wil invullen. Een indruk die vooralsnog wijst op een tamelijk eenzijdige focus op handelsbelangen.
Internetconsultatie zeer te waarderen
Zo stelde minister Liesje Schreinemacher in de internetconsultatie voor haar nieuwe beleidsnota over ontwikkelingssamenwerking tien vragen. Allereerst: het is zeer te waarderen dat ze dit doet. En ook organisaties buiten Nederland uitnodigt om te reageren. Schreinemacher geeft hiermee de boodschap af open te staan voor de ideeën hierover in de samenleving. Des te teleurstellender is het dat de minister het merendeel van de vragen richt op de rol van het Nederlandse bedrijfsleven.
Minister wil Nederlandse bedrijven steunen
In tien vragen wordt maar liefst zeven keer gesproken over bedrijven, vijf keer over het bedrijfsleven en drie keer over het mkb. En over ngo’s? Geen enkele keer. Maatschappelijke organisaties? Eén keer. Burgers worden twee keer genoemd. Hetzelfde beeld rijst op uit de twitterberichten die de minister verspreidt. Op bezoek in Kenia gaat alle aandacht uit naar het bedrijfsleven. ‘Wij steunen Nederlandse bedrijven om hier zaken te doen, wat ook bijdraagt aan de vooruitzichten voor de lokale bevolking’, omschrijft Schreinemacher haar filosofie.
Ook aan de lat voor ontwikkelingssamenwerking
Die simpele ‘trickle-down’-theorie is voor een minister die niet alleen voor buitenlandse handel, maar ook voor ontwikkelingssamenwerking aan de lat staat, opmerkelijk te noemen. Want om te komen tot handel die daadwerkelijk bijdraagt aan het verbeteren van de positie van de allerarmsten is meer nodig dan simpelweg Nederlandse bedrijven helpen om hun businessmodellen en technologie te exporteren. Handel draagt niet automatisch bij aan economische groei en het tegengaan van ongelijkheid.
Belastingontwijking en groeiende ongelijkheid
Zo betalen lang niet alle bedrijven netjes belastingen in de landen waar ze neerstrijken, zoals de minister waarschijnlijk weet. Belastingontwijking door multinationals kost ontwikkelingslanden volgens berekeningen van de Verenigde Naties jaarlijks 100 miljard aan belastinginkomsten, meer dan de hele Europese Unie uitgeeft aan ontwikkelingshulp. En in corona-tijd hebben we weer gezien wat de trend is als het gaat om gelijkheid: volgens het Global Wealth Report 2021 van Credit Suisse is het deel van het vermogen dat bij de rijkste 10 procent van de wereld terechtkomt afgelopen jaar wederom met ongeveer 1 procentpunt toegenomen ten koste van de rest. Ook kennen we genoeg voorbeelden van bedrijven die de rechten van lokale gemeenschappen met voeten bleken te treden. Erkenning en aandacht hiervoor in de nieuwe beleidsnota van de minister is een vereiste.
Belang van sterk maatschappelijk middenveld
Bovendien is verantwoord ondernemen in lage en middeninkomenslanden niet altijd makkelijk. Voor een duurzame en rechtvaardige economische ontwikkeling is een sterk maatschappelijk middenveld, dat als gesprekspartner, mede-ontwikkelaar en luis in de pels kan fungeren voor het bedrijfsleven, cruciaal. Ik ben ervan overtuigd dat ook de meeste bedrijven er niet op zitten te wachten om de plank mis te slaan, schade te veroorzaken en hun reputatie op de weegschaal te zetten. Nederland is van oudsher sterk in het organiseren van het maatschappelijk middenveld en het smeden van partnerschappen. Er zijn genoeg organisaties, waaronder Simavi, die met veel plezier hun kennis en expertise hierover willen delen met de minister. Laat dat dus in de volgende honderd dagen en daarna de focus zijn van de minister en haar beleidsnota. En niet een blijvende blinde vlek.
Ariette Brouwer, directeur Simavi
Deze column is ook verschenen op de website van magazine ViceVersa.