Toen komeet 3I/ATLAS in de zomer van 2025 werd gespot, was de reactie in de astronomie-wereld luid en duidelijk: dit moest een zwaargewicht zijn. Met zijn ongekende helderheid, zelfs op grote afstand van de zon, leek het alsof we te maken hadden met een kosmische reus. Maar na maanden van metingen door de scherpste telescopen, keren de wetenschappers nu hun eerdere voorspellingen radicaal naar de prullenbak.
Hier kom je erachter waarom de eerste schattingen zo enorm de plank missloegen en wat de ware, veel bescheidenere, omvang van dit interstellaire bezoek is. Het is een dure les over hoe snel stof en gas je kunnen misleiden op kosmische afstanden.
De eerste blik: een 20 kilometer brede verrassing
Toen 3I/ATLAS voor het eerst opviel, bevond zij zich al ver buiten de baan van Jupiter. Normaal gesproken zien kometen er vanaf die afstand uit als kleine, vage stipjes. Maar ATLAS straalde.
Deze onverwachte helderheid zorgde voor een tweedeling onder experts. De meest populaire theorie, waar velen, inclusief ikzelf toen ik het nieuws volgde, op aannamen, was dat het object zelf monumentaal moest zijn. Als een object met een diameter van 20 kilometer zo fel is, is het logisch dat de afgifte van materiaal gigantisch is.
- De gedachte: Grote komeet + normale sublimatie = enorme helderheid.
- De realiteit: Misschien een kleine komeet die extreem snel materiaal verliest.
Zoals gebruikelijk in de wetenschap, bleef men de hypothese van de 'gigant' koesteren totdat men het niet langer kon verdedigen.

Hubble en Webb draaiden de knop langzaam terug
De doorbraak kwam toen de zwaarste kanonnen werden ingezet. De ruimtetelescopen gaven ons een veel gedetailleerder beeld van de chemische processen die plaatsvinden.
Wat de James Webb telescoop onthulde, was cruciaal: het was vooral koolstofdioxide dat in grote hoeveelheden sublimeerde, zelfs ver van de zon. Dit gas werkt als een krachtige motor, die ijswaterdeeltjes meesleurt en zo de illusie van een enorm object wekt.
De Hubble telescoop deed vervolgens de directe meting van de kern, toen de komeet al dichter bij Mars kwam. De resultaten waren schokkend voor degenen die op een diameter van 20 km rekenden. Hubble gaf een bereik van slechts 440 meter tot 5,6 kilometer. Dat is een reductie van een factor vier, maar er was nog een stap nodig.
De krimp van de kern: minder dan een kilometer
Het was een team uit Nieuw-Zeeland (Canterbury University) dat de definitieve, en meest bescheiden, cijfers naar buiten bracht. Zij keken niet alleen naar de lichtkracht, maar naar de negatieve gravitatie-effecten.
Dit klinkt ingewikkeld, maar stel je voor: de constante uitstoot van gas aan één kant van de komeet werkt als een klein, zijwaarts vuurwerk. Dit duwt de komeet subtiel uit zijn baan. Door de exacte mate van dit 'remmen' te meten, konden de onderzoekers veel nauwkeuriger de hoeveelheid materiaal berekenen die per seconde verdampt.

De uitkomst? De kern van 3I/ATLAS is waarschijnlijk slechts tussen de **820 en 1050 meter** in doorsnede. Voor Nederlandse begrippen: dit is ongeveer de lengte van een flinke woonwijk, geen middelgrote stad.
Wat dit zegt over kometen uit andere sterrenstelsels
Waarom konden we er zo naast zitten? De wetenschappelijke consensus lijkt nu te zijn dat de dichte concentratie van koolstofdioxide zorgt voor een veel effectievere uitstoot dan bij onze eigen kometen, die vaak dominanter waterijs gebruiken.
Dit object, de derde bevestigde interstellaire bezoeker ooit, vertelt ons iets heel belangrijks als we de diepere ruimte in kijken:
- Interstellaire kometen hoeven geen 'monsters' te zijn. Hun activiteit komt voort uit chemie, niet per se uit omvang.
- Hun samenstelling kan significant verschillen van de objecten in onze Kuipergordel.
- We moeten extreem voorzichtig zijn met het extrapoleren tussen helderheid en grootte wanneer we objecten zien die we nog nooit eerder tegenkwamen.
Het is fascinerend hoe een object dat leek op een gigantische ijsberg, bij nader inzien slechts een stevige, ijskoude kei is, maar dan wel een die ongelooflijk goed verdampt. Ik ontdekte dat het neerkijken op een object op basis van de eerste, makkelijkst meetbare eigenschap, een valkuil is. Zelfs de beste slimme koppen kunnen verrast worden.
Wat denk jij? Zijn we te snel met oordelen over objecten die wijzen op een totaal andere chemische samenstelling dan wat we hier gewend zijn?